Functies
1. Denkfunctie
Binnen de vrijzinnigheid wordt beoogd om gezamenlijk na te denken over de theorievorming, het definiëren van de identiteit van het opzet, alsmede over de inhoudelijke en organisatorische concepten die aan de basis van de vrijzinnige centra dienen te liggen. De antwoorden op deze vragen dienen uitsluitsel te geven over de aard van de structuur die de vrijzinnigheid na de gelijkberechtiging wenst uit te tekenen.
2. Overlegfunctie
Deze bestaat uit het scheppen van een gespreksplatform waar ervaringen (met werkvormen) worden uitgewisseld. In het bijzonder aangaande de activiteiten van de sociaal-culturele aard die in de centra worden ingericht. De aandacht gaat dan vooral naar de maatschappelijke, creatieve, bevrijdende en kritische, m.a.w. de levensbeschouwelijke betekenis van artistieke, poëtische en literaire expressievormen – zonder daarbij met deze een lage toegangsdrempel te veronachtzamen – die door de aangesloten vrijzinnige centra worden georganiseerd.
3. Begeleidingsfunctie
De laatste jaren groeit het aantal Centra voor Morele Dienstverlening gestaag. De oprichting van een CMD is telkens een zware opdracht die geduld, diplomatie en kennis van de zich voortdurend wijzigende lokaal politieke gevoeligheden vereist. Uiteraard laten deze specificiteiten vanuit de Federatie zich moeilijk beoordelen. Veel directe hulp kan bijgevolg niet worden verwacht.Maar door analyse van de ontstaansgeschiedenis van de bestaande vrijzinnige centra is de Federatie erin geslaagd inzicht te verwerven in de mechanismen, de gevolgde strategieën, de aard van de aan te wenden argumentatie, de rechtvaardigheidsgronden en de juridische vormgeving die elders succes hebben gekend.Even belangrijk is het beklemtonen van de noodzaak van een zakelijke beheerstechniek. Omdat de oprichtingskansen doorgaans éénmalig zijn, is er niets zo teleurstellend dan een centrum te zien oprichten dat van in den beginne dusdanig is gehypotekeerd dat de overlevingskansen ervan weinig realistisch zijn. Tijdens de contactvergaderingen waarop besturen van vrijzinnige verenigingen,die de oprichting van een vrijzinnig centrum nastreven, de Federatie uitnodigen, wordt dan ook telkens:
• a. getracht de lokale draagkracht en het draagvermogen in te schatten;
• b. een kritische inventarisatie te maken van de middelen die het opzet duurzaam zullen ondersteunen;
• c. de doelstelling en een eerste functie-invulling geëxpliciteerd.
4. Belangenbehartiging
Sinds 22 april 1993 is de niet-confessionele gemeenschap grondwettelijk erkend. Aldus is, uitgaande van de pacificatiegedachte, aan het juridisch kader vorm gegeven. Het laat toe te verhopen dat in de toekomst een pluralistische samenleving werkelijkheid wordt.Principieel wordt nu erkend dat in ons land een niet-confessionele gemeenschap bestaat. Een gemeenschap die zich van de andere onderscheidt doordat zij zich bekent tot geen enkele eredienst en elke godsrelatie verwerpt. Erkend werd tevens dat de niet-confessionele levensbeschouwing een opvatting over de wereld huldigt, verbonden aan ethische en morele regels en deze vertaalt in waarden en normen die worden gedefinieerd in functie van de menselijke relaties en behoeften.De Federatie poogt waar het kan algemeen geldende statutaire en wettelijk regelingen te realiseren. De integratie van de vrijzinnige centra in een representatief en identificeerbaar organisme vergemakkelijkt gesprekken met de overheid en andere instanties omdat deze er aan houden beslissingen te nemen die betrekking hebben op een geheel van gelijksoortige delen. Hierdoor verschenen verschillende Koninklijke Besluiten en Decreten die hun toepassingsgebied ook tot de vrijzinnige centra uitbreidden.